maandag 18 februari 2013

Zachtjes fluistert Het Pantheon


 Het Pantheon fluistert de woorden van vergane schrijvers. Zachtjes waait de wind door het Letterkundig Museum in Den Haag om eens in de zoveel tijd weer te gaan liggen en na een paar minuten weer op te laaien. De wind waait de oude verhalen weg en er komen nieuwe in de plaats. Het is niet moeilijk om bij deze tentoonstelling tegen een aura op te lopen. Hoewel het museum duidelijk gefocust is op de bezoeker uit de 21ste eeuw is er genoeg ‘hier en nu’ te vinden uit lang vervlogen tijden. In een verlichte vitrine ligt daar een van de pronkstukken van het Letterkundig Museum; het handschrift van Gerard Reve’s De Avonden. Geschreven in 1946-1947 en uitgegeven in 1947 ligt daar de eerste opzet van verhaal te ademen. Hoewel enkel een pagina is te zien geeft het toch de uniekheid aan. Op deze manier gaat het veel minder om de inhoud van het werk, maar om de fysieke aanwezigheid, de materialiteit ervan. Op welk papier schreef Reve? Hoe zag zijn handschrift eruit? Wat heeft hij doorgekrast en wat niet? Het zegt iets over het ontstaan van het beroemdste werk van Gerard Reve. Wanneer dit handschrift verder verwerkt wordt verliest het zijn aura van het ‘hier en nu’. Vanaf hier is het immers niet meer aan de auteur hoe het uiteindelijke werk er uit gaat zien, maar is het een proces in samenwerking met bijvoorbeeld een editor of een uitgever. Je zou ook kunnen zeggen dat het ene aura wordt vervangen door het andere aura. 


 
Gerard Reve - Handschrift

            In deze tentoonstelling wordt veel moeite gedaan om de geschiedenis van de literatuur levend te houden. In een stuk van de zaal krijgt de museumbezoeker te maken met ‘Ophef’. Hier worden verschillende schandalen uit de literatuurgeschiedenis door materiaal ondersteund. Het probeert een soort ‘entertainment’ in te brengen voor de toeschouwer. Maar ook het begin van de tentoonstelling is hier exemplarisch voor. De vitrinekasten laten verschillende versies zien van bijvoorbeeld een gedicht. In dit geval ‘Ballade van een gasfitter’ van Gerrit Achterberg. De auteur wordt hier als belangrijkste persoon van het werk gezien. Het zijn immers de aanpassingen van Achterberg die het gedicht uiteindelijk maken tot wat hij is. Hiermee houdt het museum echter een mythe in stand. Het is inmiddels al een achterhaald idee. Tenslotte is niet alleen de auteur verantwoordelijk voor het eindresultaat, maar werkt hij of zij in sterke mate samen met bijvoorbeeld een uitgever.
            Op deze manier presenteert het museum veel feiten als de waarheid. Ook de verhalen over verschillende schrijvers worden gepresenteerd als waargebeurd. Zo wordt er een kant van het verhaal gepresenteerd, namelijk de kant van een auteur. Door onder andere echte manuscripten te laten zien probeert het museum de authenticiteit hiervan te waarborgen. Zo zou het handschrift van Gerard Reve´s De Avonden net zo goed van een willekeurige medewerker van het Letterkundig Museum kunnen zijn. Doordat het in een vitrinekast ligt met licht erop en een bordje erbij vertrouwt de kijker op de autoriteit van het object. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten