1. Aura
In de ‘Pantheon route’ van het Letterkundig Museum zijn
een aantal originele handschriften te zien. Een gedicht van Vasalis, keurig op
een receptenbriefje, een pagina vol getekende letterfiguren van Paul van
Ostayen, een geschilderd geschreven gedicht van Lucebert, of de eerste –
getypte – pagina van De Kapellekensbaan
van ‘Boontje’ (titel en naam zijn met pen of kleurpotlood geschreven) en meer
van dergelijke originelen. Zulke objecten hebben op mij wel een ‘aura-achtige’
uitwerking: dit is op moment X door schrijver A op papier gezet. Zeker als
tekst gecombineerd is met een tekening (zoals bij Lucebert) of als het
getekende tekst is (zoals bij Van Ostayen), heeft het wel iets van een
origineel kunstwerk. Dat Vasalis haar gedicht op een klein receptenbriefje
pende, roept in mijn fantasie het beeld op van een dokter in witte jas, die
tussen het werk op de kliniek door, in de koffiepauze haar woorden vastlegt.
Maar ook het handschrift zelf brengt je – lijkt het – toch wel dichter bij de
auteur. De schoongeschreven regels van Vasalis, Nescio of Herman Heijermans, in
keurige schriftjes bovendien, versus de kriebels van anderen of de artistiek
woeste tekens waarmee Bosboom Toussaint weliswaar geen literaire tekst schrijft,
maar een brief waarin zij uitlegt dat ze zo onrustig is dat ze niet tot
schrijven komt (opeens zie ik een veel minder keurige mevrouw in haar, dan ik
tot nu toe dacht), - het doet je allemaal de uniciteit van het literaire kunstwerk beseffen.
Toch is het de vraag of het ‘aura’ van deze originele
handschriften iets zegt over de betekenis van de tekst, of veeleer over de
auteur. Voor mijn gevoel vooral dat laatste. Leg het rustige handschrift van
Vasalis naast het woeste van Bosboom-Toussaint, de pagina van Boontje naast die
van Lucebert, - ze roepen vooral associaties op over het karakter en de manier
van schrijven van de auteur. Handschriftkundigen en dito psychologen zouden er
wel weg mee weten, vooral om daarmee iets te zeggen over de auteur, niet zozeer
over de tekst en de betekenis.
Dat lijkt me wel een verschil met het aura van beeldende
kunstwerken, waar Benjamin het over heeft en het verlies daarvan door de technische
reproduceerbaarheid. Zou de eerste druk van Titaantjes misschien een groter ‘aura’
(als tekst, niet als naar de auteur verwijzend origineel) kunnen hebben dan het
schriftje van Nescio? Een tekst functioneert toch pas als literatuur wanneer
het als boek wordt uitgegeven en gelezen? Met een schilderij ligt dat anders.
3. Materialiteit
als proces
Hoe kunnen we materialiteit als proces zien? Misschien
valt onderscheid te maken tussen materialiteit in enge en in bredere zin. Je hebt
een handschrift, de drukproeven, eventueel met correcties, een eerste druk, -
de WORDING noemt de Pantheon tentoonstelling dat.
Met een iets bredere scope
kan je ook van een materieel proces spreken bijvoorbeeld bij Eline Vere: eerst feuilleton, dan roman,
dan toneelstuk en film. Dat soort materialiteit komt naar voren op de afdeling
VORM & STIJL.
Nog breder bekeken valt rondom bijvoorbeeld de Max Havelaar een hele reeks materiële
objecten te rangschikken, zoals gebeurt bij de afdeling OPHEF van de
tentoonstelling. Zo bekeken vormen de correspondentie van Douwes Dekker, de
antwoorden van autoriteiten, het ‘pak van Sjaalman’, het boek en de diverse
reacties, een kluwen van materiële taal, cultuur en politiek die met elkaar het
verhaal vertellen van de Max Havelaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten