dinsdag 12 februari 2013

Aura in het museum


1. Aura
In de ‘Pantheon route’ van het Letterkundig Museum zijn een aantal originele handschriften te zien. Een gedicht van Vasalis, keurig op een receptenbriefje, een pagina vol getekende letterfiguren van Paul van Ostayen, een geschilderd geschreven gedicht van Lucebert, of de eerste – getypte – pagina van De Kapellekensbaan van ‘Boontje’ (titel en naam zijn met pen of kleurpotlood geschreven) en meer van dergelijke originelen. Zulke objecten hebben op mij wel een ‘aura-achtige’ uitwerking: dit is op moment X door schrijver A op papier gezet. Zeker als tekst gecombineerd is met een tekening (zoals bij Lucebert) of als het getekende tekst is (zoals bij Van Ostayen), heeft het wel iets van een origineel kunstwerk. Dat Vasalis haar gedicht op een klein receptenbriefje pende, roept in mijn fantasie het beeld op van een dokter in witte jas, die tussen het werk op de kliniek door, in de koffiepauze haar woorden vastlegt. Maar ook het handschrift zelf brengt je – lijkt het – toch wel dichter bij de auteur. De schoongeschreven regels van Vasalis, Nescio of Herman Heijermans, in keurige schriftjes bovendien, versus de kriebels van anderen of de artistiek woeste tekens waarmee Bosboom Toussaint weliswaar geen literaire tekst schrijft, maar een brief waarin zij uitlegt dat ze zo onrustig is dat ze niet tot schrijven komt (opeens zie ik een veel minder keurige mevrouw in haar, dan ik tot nu toe dacht), - het doet je allemaal de uniciteit van het literaire kunstwerk beseffen.
Toch is het de vraag of het ‘aura’ van deze originele handschriften iets zegt over de betekenis van de tekst, of veeleer over de auteur. Voor mijn gevoel vooral dat laatste. Leg het rustige handschrift van Vasalis naast het woeste van Bosboom-Toussaint, de pagina van Boontje naast die van Lucebert, - ze roepen vooral associaties op over het karakter en de manier van schrijven van de auteur. Handschriftkundigen en dito psychologen zouden er wel weg mee weten, vooral om daarmee iets te zeggen over de auteur, niet zozeer over de tekst en de betekenis.
Dat lijkt me wel een verschil met het aura van beeldende kunstwerken, waar Benjamin het over heeft en het verlies daarvan door de technische reproduceerbaarheid. Zou de eerste druk van Titaantjes misschien een groter ‘aura’ (als tekst, niet als naar de auteur verwijzend origineel) kunnen hebben dan het schriftje van Nescio? Een tekst functioneert toch pas als literatuur wanneer het als boek wordt uitgegeven en gelezen? Met een schilderij ligt dat anders.

3. Materialiteit als proces
Hoe kunnen we materialiteit als proces zien? Misschien valt onderscheid te maken tussen materialiteit in enge en in bredere zin. Je hebt een handschrift, de drukproeven, eventueel met correcties, een eerste druk, - de WORDING noemt de Pantheon tentoonstelling dat.
Met een iets bredere scope kan je ook van een materieel proces spreken bijvoorbeeld bij Eline Vere: eerst feuilleton, dan roman, dan toneelstuk en film. Dat soort materialiteit komt naar voren op de afdeling VORM & STIJL.
Nog breder bekeken valt rondom bijvoorbeeld de Max Havelaar een hele reeks materiële objecten te rangschikken, zoals gebeurt bij de afdeling OPHEF van de tentoonstelling. Zo bekeken vormen de correspondentie van Douwes Dekker, de antwoorden van autoriteiten, het ‘pak van Sjaalman’, het boek en de diverse reacties, een kluwen van materiële taal, cultuur en politiek die met elkaar het verhaal vertellen van de Max Havelaar.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten