Het leven van alledag is druk. We vergeten stil te staan
bij de mooie momenten in het leven en halen zelden herinneringen op. De
meeneempoëzie ofwel muurgedichten zijn er om mensen stil te laten staan bij
poëzie. De voorbeelden hieronder staan op gebouwen in Den Bosch dankzij Jan
Bruens. De gedichten bevinden zich vooral langs wandel- en fietsroutes door de
stad.
Daarnaast vindt er translatie plaats bij de gedichten. Translatie houdt volgens Latour in dat er een betekenisverschuiving plaats vindt door verandering in de context. Aangezien deze gedichten van zowel Kafka als Van Sleeuwen op een plek zijn geplaatst waarbij de inhoud wordt versterkt door de context, zien we deze translatie terug. De locatie past bij de inhoud van het gedicht. Zo staat het gedicht van Jan van Sleeuwen op het Centraal station in Den Bosch en gaat het gedicht over reizen en staat het gedicht van Kafka dat begint met ‘een boek’ op een boekenwinkel.
Volgens Latour is er dus geen onderscheid meer te maken tussen de dichotomieën cultuur en natuur. De poëzie (cultuur) wordt hier beïnvloed door de omgeving (natuur). We zien in deze meeneempoëzie dat de drie categorieën, namelijk politiek, vertoog en natuur samen komen en niet apart geplaatst kunnen worden. De gedichten staan op de gevels van gebouwen voor het literaire domein, maar eveneens voor het economische domein. Beide muurgedichten kunnen dus een quasi-object genoemd worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten