woensdag 29 oktober 2014

Harry Mulisch Huis


Om onze literaire helden te eren en te blijven herinneren wordt zoals bij Vondel een standbeeld opgericht. Ieder die er langs wandelt, fietst of rijdt ziet hem staan en wordt kort aan de schrijver herinnerd. Of niet. Want zoals al in het artikel van Rock en Jongsma werd beschreven zijn de standbeelden vaak onderdeel geworden van onze omgeving. Ook van de schrijver van onder andere De ontdekking van de hemel, Harry Mulisch is vorig jaar een bronzen beeld onthuld in zijn geboorteplaats Haarlem. Leuk, zo kan iedereen die in Haarlem langs het borstbeeld komt herinnerd worden aan deze fenomenale schrijver. Maar zoals het met andere standbeelden ook is vergaan, zal het met dit beeld niet veel anders gaan. Het vervaagt in de omgeving, mensen letten er niet meer op.
Om onze waardering en trots op Nederlands' literaire kunstenaars te uiten is een standbeeld misschien ook niet genoeg. Een museum aan hen wijden is pas een eerbetoon. De 'Stichting Vrienden van het Harry Mulisch Huis' en het 'Letterkundig Museum' willen het museum voor Harry Mulisch te realiseren. Het appartement waar Mulisch heeft gewoond, de Leidschekade 103 te Amsterdam, zal een museum worden. Daardoor blijft het dicht bij de leefwereld van Mulisch, vooral de werkkamer van Mulisch is een centraal punt in de tentoonstelling. De werkkamer is precies zo gebleven zoals het was, zo kun je je precies voorstellen hoe Mulisch hier aan het werk was. Zijn manuscripten en typoscripten liggen in een kast, evenals een groot aantal (kunst)objecten die in meerdere of mindere mate iets met zijn oeuvre te maken hebben. Zijn pennen en zijn bril liggen er nog, de boekenkasten zijn gevuld met eigen (vertaalde) werken en de werken die Mulisch nodig had voor zijn werk. Alles wat je hier kunt bezichtigen ademt de literaire grootmeester Harry Mulisch.

Tijdens het Harry Mulisch Festival kun je zijn appartement betreden en het bezichtigen. En als je een echt groot fan bent, kun je zelfs in de stoel van Harry Mulisch plaatsnemen en jezelf laten fotograferen. Dichter dan dat kun je niet bij de schrijver komen. Je zit waar hij heeft gezeten, je loopt waar hij heeft geschreven, waar zijn meesterwerken zijn ontsproten. Het huis van Mulisch is een monument en museum geworden en daardoor zal hij door ieder herinnerd en door zijn fans bewonderd blijven.






















Piet Paaltjens als identificatiefiguur


Voor het studentencomplex aan de Leidse Klikspaanweg staat al jaren een standbeeld van Piet Paaltjens. Dit beeld is vervaardigd door Auke Hettema en daar in 1959 geplaatst. Paaltjens (pseudoniem van François Haverschmidt) is in brons gegoten in een studentikoze houding: achterover leunend met de benen nonchalant uit elkaar. Zo drukt het beeld van Paaltjens uit hoe de student in de twintigste eeuw gezien werd. Volgens een door Judith Jongsma en Jan Rock geschreven artikel over het Amsterdamse standbeeld van Vondel is zowel de houding en vormgeving van het beeld als zijn locatie belangrijk[1]. Het standbeeld van Paaltjens staat voor een complex waar studenten wonen, langs het beeld loopt een fietspad waarover dagelijks flink wat fietsers passeren. Het standbeeld heeft dus een groot potentieel publiek. Jongsma en Rock maken in hun artikel onderscheid tussen drie typen fans: de fan, de non-fan en de anti-fan. Het voorbeeld dat zij aanhalen is het beeld van Vondel, dat te vinden is in Amsterdam. Rondom dat beeld is sprake geweest van een echte hype, waarbij fans deelnamen aan rond Vondel georganiseerde evenementen, festiviteiten en anderszins literair aandoende avonden. Bij het standbeeld van Piet Paaltjens is van een dergelijke cultus duidelijk geen sprake. Dit beeld zal naar verwachting vooral bekijks trekken van non-fans: lui die toevallig langsfietsen, de achterover leunende ‘student’ wellicht nog wel opmerken maar er verder geen aandacht aan besteden. Om over anti-fans nog maar te zwijgen: van negatieve aandacht heeft de auteur van ‘Snikken en Grimlachjes’ hoogstwaarschijnlijk geen last.

De bedoeling van het monument is wel enigszins te vergelijken met die van het Vondel-monument in Amsterdam. Was toen de bedoeling meer nationale eenheid te smeden door een gemeenschappelijk literair verleden te creëren, in de opdracht tot een monument van Paaltjens speelde eveneens een mogelijk gedeeld verleden een rol. In Leiden is Paaltjens immers een belangrijk auteur en met dit standbeeld wordt de gemeenschappelijk literaire afkomst benadrukt. Daarnaast geeft het de boodschap van Leiden als studentenstad af, met name door de manier waarop Paaltjens is afgebeeld. Dit maakt hem voor studenten bovendien tot een identificatiefiguur. En wie weet krijgt ook de bronzen Piet Paaltjens ooit nog zijn welverdiende fans terug.


















[1] Jongsma, Judith en Rock, Jan: ‘Verheerlijken, kraken en verguizen. Burgerlijke en antiburgerlijke fans rond het Amsterdamse standbeeld van Vondel tussen 1867 en 2010’. In: Spiegel der Letteren (2014)

Afb. 1: een onderdeel van het gedicht Welkom Pierewaaiers.

Kilometers poëzie

Peter Holvoet-Hanssens Antwerpse kademuur

Mijn moeder heeft veel voor mij over. Eerder dit jaar heeft zij, met haar benen die korter en minder snel zijn dan de mijne, mij weten te volgen langs de gehele kademuur van Antwerpen, om een gedicht van Peter Holvoet-Hanssen, waar ik reeds vorig jaar een essay over schreef, in zijn geheel te lezen.
Nu is het geen verrassing dat wij waarschijnlijk als één van de weinigen het gehele werk in zijn materialiteit zijn gaan lezen. Het is hiervoor ook niet bedoeld. Tijdens de wandeling vergat ik na honderd meter alweer de woorden van honderd meter terug, die nota bene in dezelfde zin stonden. We begonnen op een totaal verlaten deel van de kade, langs het centrum, naar een ander geheel verlaten deel van de kade. Het gedicht, Welkom Pierewaaiers geheten, is door Holvoet-Hanssen, toen stadsdichter, samengesteld uit inzendingen van de Antwerpenaren, en is op de muur geplaatst om gelezen te worden door iedereen.
Zo simpel is het echter niet. Door 6300 tekens over 3,2 kilometer te plaatsen wordt het de lezer onmogelijk gemaakt de tekst als geheel te zien en deze te interpreteren als eenheid. De onwillekeurige lezer, die voorbij enkele honderden meters kademuur loopt, krijgt enkele zinnen mee. Door het gehanteerde procedé van het plaatsen van losse verzamelde flarden tekst wordt de lectuur nog meer bemoeilijkt. De lezer krijgt dus flarden tekst mee. Dit kunnen zorgeloze tekstflarden zijn, bezingingen van de Schelde, maar ook beladen fragmenten over wanhoop, of politieke statements.
De lezer ziet de tekst dus nooit als geheel, maar als kleine interpretabele brokken die direct commentaar leveren op hun omgeving en hun hier en nu, dat per seizoen of zelfs per dagdeel variabel is. De interpretabele brokken zijn echter ook niet altijd hetzelfde, maar eerder een kansspel: welke woorden zie je in de voorbijgang? Hoe duid je die willekeurige greep uit de woorden? Hiermee wordt elke keer dat men er, bewust of onbewust lezend langsloopt, de lectuur en interpretatie eigenlijk een nieuwe uitvoering van hetzelfde gedicht.

Het plaatsen van het gedicht, dat in zijn tekstuele vorm al raakt aan de grens van de begrijpelijkheid en de bevatbaarheid, over zo een grote afstand, is een geste gericht aan de lezer: deze wordt uitgedaagd een associatieve en impulsieve lectuur toe te passen. Hij wordt uitgedaagd het gedicht te lezen als commentaar op zijn omgeving: de stad Antwerpen en haar samenleving.

dinsdag 14 mei 2013



Het standbeeld van Vondel
1982. Vondel is van zijn voetstuk gevallen. Sterker nog, hij is van zijn sokkel geduwd. Uit protest tegen de regering vernielen krakers het standbeeld van Vondel en nemen ze zijn hoofd mee. De krakers protesteren naar aanleiding van de ontruiming van een kraakpand door de politie. Dit vernielen van het standbeeld door de krakers kan worden beschouwd als een moment van crisis, waarbij er volgens Latour een netwerk rondom een actant zichtbaar wordt. In het geval van het standbeeld van Vondel is dit netwerk divers: de gemeente en het bestuur van Amsterdam, de landelijke politiek maar ook op groter niveau, namelijk de Nederlandse cultuur. Stuk voor stuk nauw betrokken met het standbeeld van Vondel. De bouw (en  het herstel) van het beeld, maar ook de status ervan. Feit macht en vertoog worden zichtbaar via het spel rondom het beeld. Het zijn de grote namen binnen de literatuur die (met goedkeuring van de gemeente en de politiek) besluiten dat iemand zoals Vondel een eigen standbeeld krijgt. Deze autoriteit wordt aangevallen door de minderheid (de krakers), die juist vinden dat hun recht (en dus macht) wordt ondermijnd. Het optreden van deze specifieke groep (oftewel het discours) is een uiting van hun streven naar hun waarheid. Een waarheid die haaks staat op die van de autoriteit. Andersom werkt de samenhang ook: een cultureel statement kan ook juist in het voordeel van een bepaalde groep worden gebruikt.

Het standbeeld van Multatuli
Uiteraard is het standbeeld van Multatuli te zien als een voorbeeld van een icoon. Het verwijst immers naar de werkelijkheid (Multatuli zelf). Dit wordt in de eerste plaats duidelijk doordat het beeld een gelijkenis is van de persoon zelf, maar ook door het opschrift van het beeld. We worden er direct op gewezen waar dit kunstwerk naar verwijst. We zouden het echter ook kunnen interpreteren als symbool. Het standbeeld fungeert namelijk niet alleen als representatie van een beroemd persoon, het staat ook symbool voor de uitbeelding van status (niet iedereen krijgt een standbeeld) in algemene zin, en op meer specifiek niveau stond het beeld voor de de opstand tegen onderdrukking door RaRa.


Een frisse blik op een oude visie.

"Vies, blut en hongerig. Alles helpt." Uitdrukkingen als 'ik heb honger' of 'ik heb hulp nodig' zijn uitspraken die we regelmatig horen. De ernst van deze uitspraken varieert enorm maar in de welvarende wereld die wij kennen zijn de omstandigheden die gekoppeld zijn aan deze uitspraken (namelijk honger, dorst, hulp) geen kwesties waar wij ons zorgen om maken. Wanneer ik zeg dat ik honger heb dan zal er niemand in mijn nabije omgeving zijn die mij geschrokken aankijkt. Sterker nog, wanneer ik zeg dat ik honger heb zal men er (terecht) vanuit gaan dat ik twee, misschien drie uur niet gegeten heb.
Niet alleen laten foto's als deze de kwetsbaarheid van onze wereld zien, ook toont het ons de zoektocht naar creativiteit en de aanwezigheid van concurrentie: het gaat het om alledaagse situaties. Niet alleen jij en ik, maar ook de dakloze moet creatief zijn om zich te onderscheiden van de vele anderen in eenzelfde situatie. Bourdieu zou er een veld van maken, survival of the fittest!

De foto hierboven is bovendien een mooi voorbeeld van de semiotische wending: onze hele werkelijkheid wordt bepaald door de taal. Alle cultuur moet je bestuderen en afvragen wat het betekent: wat de semiotiek is, alles is bepaald door cultuurproducten die tussen werkelijkheid en de mens in staan.

woensdag 17 april 2013

Terug van nooit weggeweest



Het literaire tijdschrift is bezig aan een opmars. Niet dat het literair tijdschrift een nieuwe medium is, allesbehalve. Al in 1761 was er De Vaderlandsche Letteroefeningen en dit jaar viert De Gids zijn 176e jaargang. Maar we zien wel een opvallend grote hernieuwde belangstelling voor literaire tijdschriften en het grootste succesverhaal van allen is wel Das Magazin.

In 2011 richten Toine Donk ( Athenaeum Nieuwscentrum, literair blogger) en Daniël van der Meer (Groene Amsterdammer, redacteur bij Babel & Voss ) Das Magazin op. Door middel van crowdfunding en met de steun van onder meer De Groene Amsterdammer en Zarb Champagne, wordt genoeg geld verzameld om het eerste nummer te drukken dat op 1 september datzelfde jaar verschijnt. Meteen ontstaat er een buzz rond de nieuwkomer op de bladenmarkt.
Via sociale media, bevriende auteurs en andere bekende namen uit de hedendaagse kunst en cultuur raakt het blad binnen korte tijd populair. Het eerste nummer ( het nulnummer) is al snel uitverkocht.
Nummer een verschijnt in de lente van 2012 en het succes lijkt niet op te kunnen. De oplage wordt verhoogd en het kwartaalblad blijkt een hit.

Hoe is dit succes te verklaren? Het zou te simpel zijn om het succes van Das Magazin alleen aan slimme marketing toe te schrijven, hoewel dit ongetwijfeld een grote rol heeft gespeeld.
Zowel de bedenkers, auteurs, als lezers van Das Magazine zijn opvallend jong. Op wat uitzonderingen daargelaten is het een blad dat gemaakt en gelezen wordt door mensen die na 1980 geboren zijn.
Blijkbaar bestaat er juist binnen deze groep een grote behoefte aan een literair tijdschrift zoals Das Magazin. Een behoefte die niet vervuld kan worden door het aanbod van reeds bestaande tijdschriften op de markt. Das Magazin maakt literatuur hip en van nu, juist doordat het tegelijkertijd een nostalgische behoefte vervult, namelijk die van de authentieke leeservaring. Het blad belichaamt een fysiek cultuurproduct waarvan gedacht werd dat het op zijn retour was. De gedrukte tekst, het tijdschrift, het boek, het fysieke literaire product lijkt terug zijn van nooit weggeweest.
Dit zien we ook aan het jongste project dat door de makers van het tijdschrift gelanceerd is. Op 18 mei dit jaar zullen er 30 leesclubs tegelijkertijd plaatsvinden in Amsterdam, 30 auteurs zullen in gesprek gaan met hun lezers en waarna  er gezamenlijk bier wordt gedronken in de Melkweg. Das Magazin rekent hiermee in een klap af met het suffe imago van de leesclub. Het samenkomen om over boeken te praten lijkt iets van vervlogen tijden. Maar niets is minder waar, de behoefte is groot. Alle 30 leesclubs waren binnen no-time uitverkocht.

Wanneer we kijken naar Das Magazin met het artikel van Bruno Latour in ons achterhoofd,  zien we dat het tijdschrift als hybride functioneert in de hedendaagse cultuur. Het publiceert zowel literaire teksten van gevierde schrijvers als grappige teksten van bekende cabaretiers.
Het blad kan niet zomaar geschaard worden onder de wetenschappelijk-literaire tijdschriften, het vervult juist ook nadrukkelijk de rol van populair tijdschrift. Als we denken in termen van zuivere sferen
( literatuur vs populaire cultuur) zien we dat Das Magazin niet binnen het zuiveringsproject past.
Het is een typisch hybride tijdschrift dat een brug probeert te slaan tussen literatuur (en in zijn verlengde de wetenschap) en de hedendaagse populaire cultuur.

Na het succes van ‘Das Mag’ kunnen ook andere literaire initiatieven op hernieuwde aandacht rekenen. Het papieren tijdschrift, het papieren boek, de leesclubjes, allemaal zijn ze hipper dan ooit tevoren.

maandag 25 maart 2013

Betekenisvormen van remediaties

Van Lenneps Aan een Roosje - als muurschildering - is een duidelijk voorbeeld van betekenis als proces, een fenomeen dat we eerder in de KB onderzochten. In 2004 werd deze schildering door Rombout Oomen geplaatst en met deze schildering heeft de kunstenaar een duidelijk stempel op het gedicht gedrukt - door middel van de toegevoegde mensfiguren heeft hij het gedicht sterk geïnterpreteerd. Daarnaast heeft hij de afbeelding 'gemoderniseerd', de man en de vrouw lijken op geen enkele manier op vroeg-19de-eeuwse figuren.
De 'betekenis als proces' uit zich op een aantal niveaus:
door de dichter als schrijvend af te beelden creërt de kunstenaar een vorm van immediacy - de kijker lijkt betrokken bij het schrijproces, door het veranderen van linguïstische code (het verknippen en vrijwel onleesbaar maken van de tekst) krijgt de kijker/lezer een grotere kans zijn eigen betekenis van het geheel te vormen en door acties tégen het werk (in de vorm van verfbommen ter hoogte van het vrouwelijk geslacht) is de betekenis ook door de jaren heen veranderd. Of de kunstenaar dit voorzien had is natuurlijk de vraag, maar de context heeft, naast zijn eigen interpretatie, nieuwe betekenissen aan van Lenneps werk gegeven. Het is dankzij de bibliographic code dat het werk voor de passant nog als 19de eeuws gedicht te herkennen is, meer dan de poëtische regels en de afbeeldingen refereert zij naar het literair historisch aspect van het werk.

Het standbeel van Multatuli kan als symbool en icoon gezien worden. Het is een icoon omdat er een mate van gelijkenis is tussen de vroeger levende Multatuli en het beeld en een symbool omdat het standbeeld voor verschillende (elkaar zelfs uitsluitende) functies kan dienen (voor de één zal het voor de onderdrukker staan, voor de andere voor de onderdrukte).